Wanneer roepen de liederen van de blauwe vogel.
Met de zo boeiende lentewinden.
Nu alles weer nieuw en wonderbaarlijk is.
Met zo'n dergelijke schoonheid en schittering.
Want wanneer de harten met reden vrolijk zijn.
En de bomen in het nieuwe seizoen weer barsten.
En dan met bloemen die zachtjes slingeren.
Enkel dan bidden wij met z'n allen.
Wij stemmen in met al deze glorie.
In elk verhaal van de de lentetijd.
Met de manden van Pasen met het levenvreugd.
Dan is het liefde die God ons toont.
|